Een spier zit vast aan een bot stuk. Het stuk dat vast zit aan een bot stuk wordt pees genoemd. Een spier zit op twee plekken vast aan het bot. Deze twee plekken hebben beide een andere naam. De pees die het dichts bij het hart is, wordt origo (oorsprong) genoemd. De andere pees wordt insertie (aanhechting) genoemd.
Hoe dichter bij je bij de pees komt, hoe minder het bloedtoevoer wordt. Een ander woord voor bloedtoevoer is vascularisatie. De pees moet het bot trekken, waardoor de materie stugger is dan de spierbuik. Echter is de spierbuik sterker, want daar vindt het contraheren plaats. Dat stuk wordt het contractiele gedeelde van de spier genoemd. De pees wordt het niet contractiele deel van de spier genoemd.
Het bestaat ook dat meerdere spieren vast zitten aan minstens een gemeenschappelijke pees. Afhankelijk van hoe veel spieren er aan een pees vast zitten, wordt de naam bepaald. Als er vier losse spieren aan een pees vast zitten, wordt dit een vier koppige spier genoemd.