Het lichaam heeft drie soorten verbrandingssystemen. Je kan het vergelijken met een auto, die heeft drie verschillende motoren. Zo heb je een ouderwetse gasmotor, een dieselmotor en een benzinemotor.
Het lichaam heeft ook drie verschillende motoren, oftewel drie verschillende verbrandingssystemen.
Elk verbrandingssysteem heeft een relatie met een specifieke verbrandingsstof in het lichaam. Er bestaan drie verbrandingsstoffen, genaamd macronutriënten, die verbrand kunnen worden. Met verbranden wordt er bedoeld dat deze stoffen worden omgezet en energie uitgehaald wordt: energiewinning.
Energiewinning kan worden gedaan uit de drie macronutriënten, koolhydraten, vetten en eiwitten/proteïne. Deze voedingsstoffen worden macronutriënten genoemd omdat ze in grote hoeveelheden voorkomen in voedingsproducten. Er bestaan ook micronutriënten, dit zijn voedingsstoffen zoals mineralen en vitaminen. Deze voedingsstoffen komen in kleinere hoeveelheden, vandaar de naam micro.
De macronutriënten worden verwerkt in het lichaam, waar energie uit wordt gehaald. Maar elk nutriënt wordt door een ander verbrandingssysteem verbrand. Het lichaam maakt zelf een slimme keuze welk verbrandingssysteem gebruikt moet worden om een activiteit te kunnen uitvoeren, waar energie voor nodig is.
Het gekozen verbrandingssysteem bepaald welke macronutriënt er nodig is.
Het verbranden van koolhydraten heet koolhydraatverbranding, het verbranden van vetten heet vetverbranding en het verbranden van eiwitten heet eiwitverbranding.
Deze stoffen zijn verschillend van elkaar.
- Vetten zijn als molecuul heel lang. Hierdoor is er veel tijd nodig om er energie uit te halen (verbranden), omdat er veel zuurstof voor nodig is. Vet kan alleen verbrand worden bij een lage intensiteit omdat het onuitputbaar is.
- Het verbranden van koolhydraten gaat een stuk sneller. De molecuul van koolhydraat is kleiner en makkelijker af te breken. Het lichaam gebruikt op korte termijn, koolhydraten om energie uit te winnen. Voorbeeld: wanneer je zit, of slaapt.
- Eiwitten is een product dat het lichaam zo lang mogelijk probeert te reserveren. Als deze stof niet nodig is als verbrandingsstof, dan gebruikt het lichaam deze stof liever niet. Pas wanneer de koolhydraten op zijn, wordt er energie gehaald uit eiwitten.
Koolhydraatverbranding
Koolhydraatverbranding is nodig bij activiteiten waar de intensiteit hoog is, omdat dit verbrandingssysteem veel vermogen kan creëren. Dit houdt het systeem echter niet lang vol. Als je met je auto heel veel vermogen wil creëren rijd je in je 1, maar dit moet je niet te lang doen omdat de motor kapot gaat.
Vetverbranding
Doordat de molecuul van vet erg lang is, kan het niet veel vermogen creëren. Daarnaast kan het lichaam op korte termijn geen energie halen uit vetten, doordat vetten veel tijd nodig hebben om te verbranden.
Je kan het vergelijken met een auto. Vetverbranding is net als of je rijdt in z’n 4. Als je in z’n 4 rijdt, dan kan je heel lang en zuinig rijden. Echter kan je een helling niet opgaan in z’n 4, oftewel veel vermogen creëren.
Eiwitverbranding
Bij je eiwitverbranding kan je veel vermogen creëren, alleen is dit niet wat het lichaam wil. Het lichaam wil eiwitten zo veel mogelijk sparen. Dit verbrandingssysteem is te vergelijken met de 2e versnelling van een auto. Je kan in theorie optrekken in z’n 2, maar er wordt liever in z’n 1 opgetrokken.